Caudiforme succulenten
Er was vanavond terug een mooie opkomst om een spreker uit eigen rangen te mogen verwelkomen. Na Marc Dumon , vorige maand, was het vanavond aan Kamiel Neirinck. Hij is één van de drijvende krachten achter het ELK en net als Marc(voorzitter)bestuurslid bij Grusonia, maar tevens ook lid van Lophophora. Hij kwam reeds voor de 10de maal sinds 1998 een voordracht geven. Het verdiende een spontaan applaus van de aanwezige leden. Zijn voordrachten zijn steeds stevig onderbouwd, zo wisten we dit reeds van vorige voordrachten.
Kamiel had het in het verleden al over ariocarpus, uebelmannia, sulcorebutia, copiapoa, buitenlandse verzamelingen en nog veel ander interessante topics.Het zou een serieuze beproeving worden om van deze schitterende voordracht een synthese te maken.
Vooreerst werd ons nog eens de definitie van een succulent beschreven. Voor de meesten onder ons, parate kennis. Maar een kleine opfrissing kan nooit geen kwaad. Onder de succulenten is er een onderverdeling in 3 groepen, waaronder de knolsucculenten, de stamsucculenten( zoals Stapelia, Senecio, Euphorbia, Pachycereus pringlei,…) en de bladsucculenten ( zoals Crassula, Conophytum, Haworthia,…). Voorts werd er ons ook aan herinnerd dat veruit de meeste cactussen( ook succulente planten) terug te vinden zijn in Noord, Centraal en Zuid Amerika en de meeste andere succulenten in Afrika en Azië.
Bij de caudiforme succulenten of knolsucculenten wordt dan nog eens een onderscheid gemaakt naargelang het gaat over:
- een knol,
- een verdikte wortel
- een bovengrondse knol
- een ondergrondse knol
- en hoe de bloei en de bladeren eruit zien.